Door: Edwin
De allereerste vraag die de meeste mensen aan mij stellen als ze horen dat ik een kind van dove ouders ben is “Hoe heb je leren praten?” Als horend kind va dove ouder is dat vast niet mogelijk.
In het verleden maakte ik me dikwijls best boos over die vraag. Dat was omdat ik in die vraag een soort verwijt naar mijn ouders toe voelde. Alsof mijn ouders niet in staat zouden zijn om mij te leren praten, laat staan een kind op te voeden. Maar vanuit het oogpunt van iemand die dit niet heeft is het eigenlijk gewoon een hele logische vraag te noemen. Ik kies er bewust voor de vraag positief te benaderen.
Eigenlijk weet ik ook niet precies hoe ik nu heb leren praten maar het stond wel vast dat ik vrij vaak ongevraagd en onbedoeld de tolk voor mijn ouders moest zijn. Ik denk dat ik als kind juist door mijn dove ouders sneller leerde praten. In ieder geval was mijn taalontwikkeling heel goed te noemen.
Handalfabet
Natuurlijk leerde ik mijn eerste woorden en gebaren (zoals het handalfabet) gewoon van mijn ouders. Ze hebben allebei op een internaat voor doven gezeten waar ze naast gebarentaal zo goed mogelijk hebben leren praten met behulp van van een logopedist. Letters als een P, D, K zijn niet makkelijk te ‘zien’ voor een doof persoon. Dat vergt dus tijd en diverse hulpmiddelen.
Het was voor mijn ouders een hele bewuste beslissing om mijn zus en mij op te voeden door middel van praten ondersteund met gebaren. Wij zijn namelijk horend en veel meer gebaat bij leren praten dan bij gebarentaal. Ik vind het zelf een zeer verstandige beslissing van mijn ouders.
Dat praten gaat niet perfect want ze horen hun eigen stem natuurlijk niet of slecht. Het is dikwijls een lawaai vanjewelste als doven met hun stem praten, en grammaticaal is het ook niet perfect omdat je nou eenmaal geen zaken als lidwoorden gebruikt in gebarentaal. Een doof persoon gebaart bijvoorbeeld ‘ik wil appel’ en niet ‘ik wil een appel.’
Die weelde aan kleurrijke en luide stemmen is iets waar ik als kind (en nu nog) vaak erg om moest (en mag) lachen. Dove mannen met hoge piepstemmen en vrouwen die heel zwaar praten. Een van mijn hobby’s is improviseren en ook imiteren (en stemmetjes). Ik imiteerde als kind al heel graag al die geluiden. Dove mensen horen natuurlijk helemaal niets dus je kan begrijpen dat ik me uitstekend heb vermaakt.
Tegenslagen
Natuurlijk ging niet alles van een leien dakje. Ook mijn dove ouders maakten fouten en ook zijn sommige zaken door hun doofheid niet helemaal perfect gegaan. Ze hebben mij als baby nooit horen huilen. Mijn moeder moest gewoon zelf regelmatig kijken of alles goed ging. Misschien had dit onbewust een grote impact op mij als klein mensje maar al met al ben ik toch relatief gezond volwassen geworden. Ik ben mijn ouders erg dankbaar voor al hun zorgen.
Men heeft mij door de jaren heen wel eens gesuggereerd of ik niet werk zou kunnen doen dat met doven te maken heeft. Maar om bijvoorbeeld doventolk te worden moet je tegenwoordig een 4-jarige HBO studie doen en dat is voor mij gewoon niet realistisch. Bovendien kies ik er bewust voor om de wereld van de doven op een gepaste afstand te houden.
Internationaal noemt men iemand zoals mij een CODA: Child Of Deaf Adults. Het maakte dat ik me dikwijls anders heb gevoeld: Ik ben niet doof maar ook niet helemaal horend. Ik voel me niet beter, maar wel anders en vaak onbegrepen. Maar CODA zijn heeft mijn leven op vele manieren ook verrijkt. Ik ben veel expressiever in mijn communicatie en ben bovendien dus meertalig opgevoed.
En dat kan ik tegenwoordig niet alleen omarmen maar ook inzetten als mens in mijn werk en persoonlijke leven.
Hieronder een filmpje van Alan Abarbanell; een Amerikaanse CODA en cabaretier die in zijn shows met veel humor vertelt over zijn leven met dove ouders: